Portretten en verhalen van KOPP/KOV | English
Lees en bekijk hier de negentien indrukwekkende verhalen en portretten van KOPP/KOV, kinderen van ouders met psychische problemen en kinderen van ouders met verslavingsproblemen – ook volwassenen vallen onder deze term. Zij blijven immers altijd het kind van hun ouders. Bekijk voor meer informatie KIND VAN.
Jane, Luciën, Ildi, Annemijn, Ronald, Stanley, Linde, Paul, Douwe, Rosali, Anjo, Lincey, Noaz, Jaap, Sazime, Michael, Anne, Niel, Sevilay
BEELD Sevilay Maria TEKST Janna Nieuwenhuijzen
Jane, 42 jaar
Mijn moeder kon geen liefde geven, volgens mij wist ik dat al van jongs af aan. Ik kan me niet herinneren dat ze me ooit heeft geknuffeld. Ze was altijd jaloers op mij, op mijn vriendschappen en op mijn lichaam. Dat vertelde ze me dan ook: het was mijn schuld dat haar lichaam was verwoest. Ze was achttien toen ze mij kreeg en heeft mij nooit gezien als een dochter. Ze zag ons niet als haar kinderen maar als haar verlengstukken. Wij moesten weten wat zij wilde, en haar op ieder moment van alles voorzien.
Beschermen
Ik was de oudste van het gezin, mijn broertje en zusje waren veel jonger. Mijn moeder kreeg een nieuwe relatie, vrij snel hadden zij heftige ruzies. De spanning was altijd om te snijden. Hij werkte wisselvallige diensten, dus overdag moest hij vaak slapen. Dat betekende dat wij allemaal muisstil moesten zijn, maar dat kan helemaal niet met kleine kinderen in huis. Er vielen altijd klappen. Ik probeerde mijn broertje en zusje en mijn twee stiefbroertjes tegen hem te beschermen, maar zijn tirannie was te groot. Wanneer hij losse handen kreeg, keek mijn moeder steevast weg.
Redden
Mijn moeder is gevormd door de trauma’s uit haar jeugd. Haar vader heeft gevochten in de Tweede Wereldoorlog in Indonesië en daar vertelde ze niet veel over, maar ze noemde haar jeugd verschrikkelijk. Therapeuten die ik heb gesproken, zeggen over mijn moeder dat ze een lichte borderline patiënt moet zijn geweest met een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Het is mijn missie geweest om mijn moeder te redden, maar het is mij niet gelukt. Ik heb zo vaak gezegd, waarom ga je niet met iemand praten? Maar ze luisterde niet. Ik wilde ook professionele hulp, maar dat mocht niet. Ze was bang dat ik te veel zou zeggen en dat jeugdzorg zich ermee zou gaan bemoeien.
Kapot gemaakt
Mijn jongere broertje was ondertussen aan het afglijden, hij vertoonde verward gedrag en had last van psychoses. Mijn moeder ontkende dat hij ziek was, en verbood hem hulp. Op een dag heeft hij in een psychose mijn moeder om het leven gebracht, hij was toen drieëntwintig jaar oud. Hij kreeg tbs en zat in de kliniek, maar is nog steeds een gevaar voor zichzelf en anderen. Ik ben altijd de grote zus geweest en ik heb iedereen proberen te redden. Hij was mijn kleine broertje en ergens wilde ik niet toegeven dat hij er niet meer was. Maar hij luisterde alleen nog naar dezelfde naam, dat was het. Hij is kapot gemaakt door onze onveilige thuissituatie.
Rouwen om mezelf
Ik merk dat ik recent pas ben begonnen met rouwen. Rouwen over de dood van mijn moeder, maar eigenlijk vooral rouwen om mezelf. Over het meisje dat ik nooit ben geweest en dat ik wel had willen zijn. Alles waar ik gelukkig van werd, maakte mijn moeder met de grond gelijk. Mijn moeder’s gewoonte om mij te kleineren, heb ik middels traumatherapie proberen te verwerken. Met de dag realiseer ik meer wie ik wil zijn en waar ik zelf blij van word. Heel veel mensen beseffen zich niet dat je nog steeds heel veel pijn kan voelen van dingen die zijn gebeurd in je jeugd, ook al ben je veertig jaar. Het is niet iets waar je je zomaar overheen kan zetten, dat heeft heel veel tijd en therapie nodig. Door er nu over te praten hoop ik dat er meer begrip komt voor hoe opgroeien met ouders met psychische problemen een levenslange impact kan hebben.
Luciën, 48 jaar
Mijn vader was verslaafd aan alcohol en mijn moeder had psychische problemen. Mijn vader kon woede uitbarstingen krijgen waarin hij mijn moeder, mijn zussen en mij sloeg. Die momenten waren zo heftig en staan voor altijd op mijn netvlies. Op latere leeftijd ben ik helemaal vastgelopen. In therapie heb ik voor het eerst geleerd wat het is om te praten en wat het is om te voelen, maar het blijft moeilijk om mijn gevoelens te verwoorden. Dat frustreert. Ik heb voor veel dingen die ik voel nog geen taal gevonden.
Onderdrukking
Soms ervaar ik pijn waarvan ik het gevoel heb dat het niet van mij is. Ik denk wel eens dat die pijn te herleiden is naar mijn familiegeschiedenis: mijn moeder was jong toen ze de Tweede wereldoorlog meemaakte, in haar familie zijn de wonden van de oorlog voelbaar, en mijn vader was Surinaams, daar zit een pijnlijk slavernijverleden. Ik denk dat ik die onderdrukking onbewust heb geïnternaliseerd.
Constante dreiging
Thuis mocht ik geen emoties tonen. Dat was gevaarlijk, want stel je voor dat mijn vader weer boos werd. Iedere dag zei mijn moeder in paniek: ‘kijk uit, hij komt zo thuis, maak hem niet kwaad’. Eigenlijk was ik een heel vrolijk en extravert jongetje, maar ik moest mij stilhouden. Ik denk dat het meest traumatische in mijn jeugd de constante dreiging was. Misschien is het een verkeerde vergelijking, maar die dreiging kan denk ik aanvoelen als een oorlogsgebied. Je weet nooit wanneer het komt, maar dát het komt, weet je zeker.
Vluchten
We zijn vroeger meermaals naar een Blijf-van-mijn-lijfhuis gevlucht. Ik kan me herinneren hoe ik een keer midden in de nacht uit mijn slaap werd gerukt en ik met mijn huilende moeder over straat rende. Haar paniek staat me bij, maar ze heeft mij als klein jongetje nooit verteld wat er aan de hand was. Ik snapte niet waarom wij aan het vluchten waren, daar sprak ze niet over. Ik heb als kind veel nare dingen meegemaakt, die tijd is heel onveilig geweest en als mens sla je dingen op in je lichaam. Ik ervaar nog steeds dat ik er niet mag zijn.
Loyaliteit
Mijn ouders zijn altijd bij elkaar gebleven, zo’n veertig jaar. Hoewel ik als kind vooral het huis ontvluchtte en veel op straat hing, heb ik tot mijn vijfentwintigste thuis gewoond. Daarna ben ik hun mantelzorger geworden. Mijn moeder heeft een herseninfarct gehad en mijn vader leed aan vergevorderd Parkinson. Mijn ouders hadden sociale angsten en leefden teruggetrokken. Ik voelde dat ik uit loyaliteit voor hen moest blijven zorgen, ik kon hun niet aan het lot overlaten. Als KOPP-KOV’er is het moeilijk om slecht over je ouders te praten, je wil ze niet afvallen. Ik hield van mijn ouders, ondanks mijn verdriet en boosheid over hun gedrag.
Hoop
Wat ik anderen mee wil geven is: geef nooit de hoop op. Laat die angst maar praten, dat zal het blijven doen, dat heb ik ook. Maar luister naar het positieve stemmetje in jezelf, hij heeft gelijk. Geef het de ruimte en gun jezelf beterschap.
Ildi, 56 jaar
Soms zei hij dat hij naar de hemel wilde als hij er helemaal doorheen zat. Mijn vader was depressief en paranoïde schizofreen. Ik was een kind en vond het moeilijk te begrijpen maar ik heb zijn stress en ongeluk altijd gevoeld. Toen ik twaalf was heeft hij een einde aan zijn leven gemaakt. Hij is geboren in Hongarije, en moest in 1956 vluchten voor de Russen. Hij groeide op in de bergen van Budapest en is opgevoed met harde hand en een veeleisende ouder. Die veeleisendheid heeft hij ook op mij en m’n zusje overgebracht. Heel af en toe, als hij trots op mij was als ik goed piano had gespeeld, knuffelde hij mij eventjes. Dat voelde fijn, maar tegelijkertijd ook heel onveilig, je wist dat hij je niet veel later weer zou slaan.
Geen hulp
Ik heb altijd het idee gehad dat mijn vader wilde dat ik een wonderkind werd, alleen dan zou ik erkenning krijgen. Hij sloeg mij hard met een houten pollepel. Ik heb wel eens een week niet kunnen zitten ervan. De leraren op de basisschool moeten hebben gezien dat er iets niet pluis was thuis, dat ik mishandeld werd. Maar er was geen hulp, nooit.
Geïndoctrineerd
Mijn moeder komt uit een streng katholiek gezin. Vroeger dacht ik dat ik aan haar wel wat had. Maar ik kom er steeds meer achter dat er weinig verbinding was tussen ons, hoewel ik daar wel altijd naar op zoek was. Ik heb als kind wel eens gedacht, ik wil dood. Dan keek ik mezelf huilend aan in de spiegel en ik dacht, dit kan toch niet de bedoeling zijn? Een paar jaar na de dood van mijn vader werd mijn moeder psychotisch. Toen ik op mijn negentiende een vriendje kreeg, verbood zij mij met hem om te gaan. Hij was niet goed genoeg voor haar. Ik twijfelde maar heb gekozen voor mijn relatie. Ik ben nog steeds heel erg gelukkig met hem. Achteraf denk ik, hoe kon ik zo geïndoctrineerd zijn geweest door mijn moeder dat ik dacht dat ik het allemaal verkeerd deed?
Omgeving
Op de middelbare school kreeg ik vriendinnen die er echt voor me waren en vanaf dat moment heb ik geluk gehad met de mensen die in mijn leven kwamen. Die omgeving is mijn redding geweest. Ik haal nog altijd enorm veel steun uit mijn omgeving en de relatie met mijn man. Toen ik zwanger werd van mijn eerste kind voelde ik heel sterk, mijn kinderen krijgen een hele andere opvoeding, ik ga mijn last niet bij hen neerleggen, zij mogen zich ontwikkelen tot zelfstandige individuen. Je mag ze zelf vragen of dat gelukt is.
Eigen pad
Mijn moeder heeft psychoses gehad en is lang opgenomen geweest. Ik ben nu haar mantelzorger en doe dat met gepaste afstand. Ik zorg er goed voor dat ik geen onderdeel wordt van haar ziekte zoals bij mijn vader. Ik probeer mezelf altijd op nummer één te zetten, ook al vind ik dat nog vaak moeilijk. Wat er ook gebeurt, of aan de hand is, wat voor gevoel mensen mij ook geven, ik bewandel mijn eigen pad.
Annemijn, 20 jaar.
Liever was ik geen kind van een vader met psychische problemen geweest, maar ik denk wel dat het me heel sterk heeft gemaakt. Ik heb gemerkt dat er een groot taboe rust op KOPP-KOV. Tegenwoordig praat ik er makkelijker over. Doordat ik ouder ben geworden en ik meer verhalen van anderen heb gehoord, weet ik nu dat ik niet de enige ben. Ook al was ik de enige geweest: de persoon waar het om gaat is de allerliefste persoon die ik ooit heb gekend. Dus, waarom zou ik me schamen?
Manisch-depressief
Vanaf mijn zesde tot mijn vijftiende wisselde mijn vader tussen manische en depressieve episoden. In manische periodes had hij last van psychoses en zag hij de realiteit niet meer voor ogen, zo zette hij bijvoorbeeld al zijn spullen op straat of wilde hij alleen nog maar Engels tegen ons praten. Wanneer hij depressief was kwam hij niet meer uit bed, hij was zo ongelukkig en schaamde zich voor wat er daarvoor allemaal was gebeurd.
Gevonden
Op mijn zevende scheidden mijn ouders en zag ik mijn vader minder, hij is vaak opgenomen in een psychiatrische inrichting. Het ging niet goed met hem. Toen ik vijftien was, vroeg mijn moeder me op een zaterdagochtend nog even te blijven voordat ik naar m’n werk ging. Ze wilde mijn broer en mij iets vertellen. Ik wist eigenlijk al wat ze zou gaan zeggen, ik had mijn vader al een week niet gesproken, hij nam steeds niet op. Haar woorden herinner ik mij goed. ‘Papa is gevonden en hij leeft niet meer’. Ik geloofde het niet. Ook al had ik het aan zien komen, mijn brein kon het niet bevatten. Ik heb altijd het gevoel gehouden dat hij terug zou komen, dat het niet echt zou zijn.
Echt
Maar het is wel echt. Ik heb nooit boosheid voor mijn vader gevoeld. Er is niemand die zo vaak tegen mij heeft gezegd dat hij van me hield en dat ik het beste was dat hem ooit was overkomen, als hij. De tijd dat mijn vader leefde draaide het zo om hem dat ik nooit stil heb gestaan bij hoe het mij ging. Pas toen hij overleed kwam ik erachter dat het met mij niet goed ging en het bij mij ook zijn sporen had nagelaten.
Ongemakkelijk
In het dagelijks leven kom ik niet veel mensen tegen met een soortgelijk verhaal. Ik merk dat mensen het moeilijk vinden om erover te beginnen; ze zijn bang om het verkeerde te zeggen of worden ongemakkelijk. Maar het is echt fijner als je gewoon een vraag stelt, zo wordt het ook normaler om erover te praten.
Praten
Gelukkig heb ik een plek gevonden waar ik op veel begrip kan rekenen. Samen met drie meiden heb ik een KOPP-KOV-groep opgericht waar meer leeftijdgenoten aan deelnemen. Het is heel fijn om met mensen te praten die soortgelijke dingen hebben meegemaakt. Ik ben wel even bang geweest dat wat er gebeurd is mijn toekomst zou beïnvloeden, maar dat heb ik laten gaan. Ik wil m’n leven niet laten leiden door wat er is gebeurd.
Ronald, 41 jaar
‘Papa is een beetje in de war’. Dat is wat wij thuis te horen kregen. Eigenlijk kampte hij met zware manisch depressieve episodes. De eerste keer dat ik het bewust meemaakte was ik twaalf. We keken samen televisie, zoals we dat altijd deden. Er stond een loterijshow op, en ineens begon hij luidkeels te schreeuwen en te juichen. Hij dacht dat we de hoofdprijs hadden gewonnen; hij was in alle staten. Maar we deden helemaal niet mee aan een loterij, we hadden geen eens een lot… Ik vond het zo ingewikkeld om hem zo te zien. Stampend en huilend liep ik die avond naar mijn kamer. ‘Dit is toch niet normaal!’, riep ik kwaad. Mijn moeder heeft toen gelijk actie ondernomen. Die dag nog is hij opgenomen.
Sterke band
Het was heel fijn toen hij na vier maanden weer thuis kwam. Maar je merkte wel dat hij er nog niet helemaal was. Pas toen de dingen weer een beetje ‘normaal’ werden, was ik opgelucht. Toen hij weer aan het werk ging en als hij op zaterdag gewoon weer langs de lijn stond, zoals hij dat altijd deed. Voetbal verbond ons, dat was ons ding samen. Met mijn vader heb ik het nooit over zijn ziekte gehad. Dingen die te veel pijn deden vermeed hij liever. Op latere leeftijd hebben we een hele sterke band gekregen. Helaas heeft het niet lang mogen duren; hij is een paar jaar geleden in zijn slaap overleden aan een hersenbloeding. Het is verschrikkelijk om hem te moeten missen, maar met zijn overlijden is de constante zorg om zijn gezondheid verdwenen, en dat geeft rust.
Emotioneel gevormd
Als kind dacht ik: ‘mijn ouders hebben al genoeg problemen’, dus ik probeerde ze zo min mogelijk tot last te zijn. In mijn volwassen leven ben ik daar wel op vastgelopen. Nu ik me meer begeef onder lotgenoten, realiseer ik me dat ik eigenschappen heb ontwikkeld door de situatie thuis zoals het minder goed zijn in het aangeven van grenzen, te veel verantwoordelijkheid voelen en slecht zijn in het vragen om hulp. Ik vind het heel troostrijk om te merken dat er meer mensen zijn zoals ik. Veel dingen vallen op z’n plaats, zonder dat je vervalt in slachtoffergedrag of dat je geen verantwoordelijkheid meer hebt om er wat aan te doen.
Mannen
Ik moet veel denken aan jongetjes die nu doorstaan wat ik vroeger op die leeftijd meemaakte. Voor mij was het fijn geweest als er iemand was aan wie ik vragen kon stellen. Daarom ben ik nu met een aantal mannen bezig met het opzetten van een groep. Vaak zijn het toch vrouwen die zich hier meer mee bezig houden, maar er zijn net zo veel jongens die in zulke gezinnen opgroeien. Ik wil niet stigmatiseren, maar ik denk dat het heel goed zou zijn als mannen hier wat kwetsbaarder over durven zijn, of in ieder geval wat opener. Erover praten betekent helemaal niet dat je slap bent, misschien ben je erdoor juist wel sterker dan ooit. Wees er maar bewust van hoe het je gevormd heeft. En laten we kijken wat we ermee kunnen doen om elkaar een beetje te helpen.
Stanley, 37 jaar
Uit huis geplaatst worden was verschrikkelijk. Op mijn vijfde besloot jeugdzorg dat mijn adoptieouders niet in staat waren om op de juiste manier voor mij te zorgen. Daardoor werd ik een kindje van de staat. Eerst kwam ik in de crisisopvang, toen in pleeggezinnen, dan weer tijdelijk thuis. Ik heb altijd gedacht dat de gespannen sfeer bij mijn adoptieouders thuis aan mij lag, omdat ik stoute dingen deed. Mijn adoptiemoeder was constant verdrietig en mijn adoptievader wanhopig. De situatie begon meer en meer uit de hand te lopen; op een gegeven moment werd ik geslagen. De mensen die mij vanuit de beste bedoelingen hadden geadopteerd omdat ze zo graag een kindje wilden, wisten zich geen raad meer. Ik denk dat het pure onmacht was. Ze hebben echt voor mij gevochten, ik ben veel bij de rechtbank geweest. Maar door hun eigen psychische problemen was dit gewoon te veel.
Regels
Als baby van één jaar oud ben ik uit Haïti geadopteerd en verhuisde ik naar Nederland. Ik woonde met m’n adoptieouders in een nieuwbouwwijk in de provincie, tussen de boeren. Dat er een jongetje van kleur kwam te wonen, viel op en was soms ingewikkeld. Ik ben ook niet iemand die zich graag aan regels houdt, dat moet lastig zijn geweest voor mijn adoptieouders. Maar als er in de buurt iets gesloopt was, werd er al snel naar mij gewezen. Ik voelde – en voel me soms nog steeds – enorm onbegrepen door de wereld.
Woede was verdriet
Toen ik klein was ging ik overal met een brede glimlach naar toe, ik was altijd beleefd en bleef positief. Maar ik kom er nu achter dat ik eigenlijk constant aan het overleven was, dat is heftig om te bedenken. Op een gegeven moment werd ik boos, jarenlang heb ik die woede vastgehouden. Ik sloeg om me heen, zelfs zo erg dat ik de moeder van mijn kind pijn heb gedaan. Het kon zo niet langer verder, ik zag hoeveel verdriet ik de mensen om me heen deed. Voor mijn gezin was het beter als ik weg zou gaan, dus ik besloot te vertrekken en aan mezelf te werken. Nu zie ik in dat die boosheid eigenlijk diep onverwerkt verdriet was.
Afstand
Door afstand te nemen, heb ik de keten van ellende kunnen doorbreken. Met mijn zoon en zijn moeder heb ik goed contact. Hij is nu dertien, en ik zie zoveel van mezelf terug in hem. We zijn creatievelingen die liever dansen dan stilstaan en allebei zoeken we graag de grens op. Eigenlijk is hij een kopie van mij.
Eigen verhaal
Ik weet als geen ander hoe je psychisch instabiel, beschadigd of ziek kan worden door de situatie waarin je terecht bent gekomen. Maar elke dag is een nieuwe bladzijde in je leven. Jij schrijft je eigen verhaal, echt waar. Je hoeft niet perfect te zijn, om alsnog in positief contact te staan met de mensen om je heen. Psychisch ziek zijn is net als andere ziektes, vraag hulp als je voelt dat het de verkeerde kant op gaat. Je hoeft het niet alleen te doen. Daar wens ik andere KOPP-kanjers heel veel succes mee.
Linde, 26
Veel mensen zeiden tegen mij: ‘je vader moet eerst zijn dieptepunt bereiken, hem helpen heeft geen zin’. Toen ik hem doodziek in zijn bed zag liggen, in een huis van een vage kennis waar hij de huur niet meer van kon betalen, dacht ik ‘dit is het moment, dit is je dieptepunt’. Ik heb hem toen samen met mijn moeder en mijn zus aangemeld bij het Leger des Heils, zijn spullen in mijn kelder opgeslagen en hem op straat gezet. Mijn vader moest dakloos worden voordat hij kon beginnen aan zijn herstel.
Ander mens
Zijn alcoholverslaving maakte mijn vader een ander mens. Tot mijn negende had ik een hele fijne jeugd. Mijn vader was de beste vader ter wereld, ik heb hele warme herinneringen aan hoe we samen met mijn zusje en broertje pannenkoeken bakten en om de haverklap de kieteldood kregen. Op een avond kreeg mijn vader een scooterongeluk, hij reed onder invloed. Mijn ouders kregen ruzie en diezelfde avond werd ons verteld dat papa een alcoholverslaving had en ze uit elkaar gingen. Dat was pijnlijk, maar waar ik heel dankbaar voor ben is hoe mijn moeder mijn vader nooit in de steek heeft gelaten en altijd heeft gesteund. Ze waren elkaars eerste liefde en ik denk dat als deze ziekte er niet was geweest, ze nooit uit elkaar waren gegaan.
verantwoordelijkheidsgevoel
Als oudste van het gezin heb ik een heel groot verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkeld. Bij mijn vader op bezoek gaan was heftig, maar ik vond dat ik het moest blijven doen. Iedere week zat ik daar, tegenover iemand die stonk naar drank en die constant dezelfde verhalen mompelde omdat hij zich niet meer kon herinneren dat hij het al eens had verteld. Ik deed te veel voor mijn vader in die jaren, maar ik maakte me zo’n zorgen om hem.
Rust
Toen hij na zijn dieptepunt op straat stond, zijn we twee maanden bezig geweest met het papierwerk in orde te brengen om hem aan te melden bij alle hulpinstanties en opvanghuizen. Toen dat was geregeld dacht ik: ‘en nu is het klaar’. Ik heb mijn handen er vanaf getrokken, anderen zorgen nu voor hem. Het loslaten van die zorg ging niet vanzelf. Het was heel lastig om na zestien jaar krampachtig controle proberen te houden op iets oncontroleerbaars me ineens afzijdig te houden. Maar het is bijna gelukt, ik heb het redelijk kunnen loslaten. Nu heb ik rust.
Alles zeggen
Het gaat op en af met mijn vader, hij heeft een eigen huis en is lange periodes gestopt geweest met drinken. Ik hoop dat het hem lukt om voorgoed te stoppen, maar het is een ziekte en daar kom je niet zomaar vanaf. Een gelukkig moment was toen hij voor het eerst iets kon herinneren wat ik aan hem had verteld. Dat was zo fijn om te realiseren. We spreken elkaar regelmatig en ik zeg alles tegen hem, ook hoe hij het leven van mijn zusje en broertje en mij heeft beïnvloed. Dat emotioneert hem, maar we hebben als familie afgesproken om niks meer te verzwijgen en alles te zeggen. Ik heb geleerd om altijd te blijven praten en ik denk dat het een van de beste dingen ter wereld is. Het is mijn verwerkingsmiddel. Blijf praten!
Paul, 57 jaar
Nog voor mijn zeventiende verjaardag zat mijn broertje met gedragsproblemen in een tehuis en mijn beide ouders in een psychiatrische inrichting. Ik was in die tijd vooral bezig met overleven en sloot me totaal af voor alles om mij heen. Het heeft ervoor gezorgd dat ik het moeilijk vind om verbinding te voelen met mezelf. Daar werk ik hard aan, want ik wil het leven van mijn ouders niet herhalen.
Trigger
Mijn moeder werkte ‘s nachts in de postsortering en mijn vader was buschauffeur, ik zag ze weinig. Toen mijn broertje na een lange periode opgenomen te zijn geweest weer bij ons mocht wonen, verhuisden we naar een nieuwe buurt, voor een frisse start. Dat ging eventjes goed, maar na twee jaar moest hij toch weer terug. Dat triggerde iets bij mijn vader. Hij ging zich vreemd gedragen. Hij is bijvoorbeeld een keer tijdens werk met een bus vol passagiers naar het huis van mijn oma gereden ‘omdat hij de planten water moest geven’.
Spoed
Na verschillende vreemde gedragingen is mijn vader opgenomen in een psychiatrische inrichting. Al snel bleek dat het met mijn moeder eigenlijk veel slechter ging dan met mijn vader. Ze werd depressief en suïcidaal. Ik heb een aantal pogingen belet. Toen ik aan de psychiater van mijn vader vertelde wat de situatie was, werd mijn moeder met spoed opgenomen.
Revolutionair
Ik woonde afwisselend alleen of bij klasgenootjes, ik zat toen in de vierde klas van de middelbare school. De psychiater van mijn vader heeft mij op een gegeven moment uitgenodigd om te praten en gevraagd hoe het met mij ging. Dat was in die tijd best wel revolutionair want de aandacht voor familie en naasten was nog niet erg ontwikkeld in de jaren ‘80.
Ingrijpen
Jarenlang liep ik rond met de illusie dat ik de enige normale persoon was in ons gezin, tot rond mijn vijfentwintigste het tegendeel bleek. Zelf had ik het niet eens zo zeer door dat ik me gek gedroeg, maar mijn vrienden trokken aan de bel toen ik ‘s nachts regelmatig over straat zwierf en op de gekste momenten in slaap viel. Ik dacht: ‘ik moet nu ingrijpen, nu ben ik nog jong’. Ik wilde koste wat het kost dat het me niet op latere leeftijd zou overvallen, zoals bij mijn ouders.
Verantwoordelijkheid
Praten met lotgenoten en intensieve therapie is voor mij heel verhelderend geweest. Ik heb het mijn ouders een tijd lang verweten niet kritisch te zijn geweest op hun eigen handelen. Alles overkwam ze en het lag altijd aan een ander. Mijn eigen kinderen zijn formeel gezien ook KOPP-kinderen, maar ik heb hulp gezocht en ik neem mijn verantwoordelijkheid. Een generatietrauma stopt pas bij de generatie die aan het werk gaat. Zo hoop ik mijn eigen kinderen te ontlasten.
Douwe, 21 jaar
Knuffelen deed ik nooit met mijn vader, eigenlijk heb ik daar ook nooit behoefte aan gehad. Als ik bij hem thuis was, lukte het mij niet om contact met hem te krijgen. Hij zat steevast aan de andere kant van het huis, achter zijn bureau, chagrijnig voor zich uit te kijken. ‘s Avonds kookte hij wel, maar samen aan tafel eten deden we nooit. Eigenlijk zat ik altijd in mijn eentje op mijn kamer te gamen. Al van jongs af aan wist ik dat zijn gedrag kwam door zijn drankgebruik. Af en toe spoelde ik flesjes bier door de gootsteen in de hoop dat hij minder zou drinken, maar ik was jong en wist eigenlijk niet goed wat ik kon doen om hem te helpen. Ik maakte me vooral veel zorgen om mijn vader en voelde me machteloos.
Emotionele afstand
Een van de redenen dat mijn ouders uit elkaar gingen, was vanwege mijn vaders drankprobleem. Door de weeks woonde ik bij mijn moeder en ‘s weekends sliep ik bij mijn vader, maar van structuur was bij beide geen sprake. Mijn moeder is zelf een kind van een ouder met psychische problemen (KOPP), waardoor ze kampte met psychische problemen. Ze was wel gewoon aanwezig, we aten ‘s avonds samen aan tafel, maar ze was heel somber. Fysiek was ze er, maar emotioneel voelde ik een afstand. Ik denk dat daar het contrast zat met de situatie bij mijn vader, want hij was er helemaal niet.
Gameverslaving
Grenzen heb ik als kind nooit geleerd, mijn ouders stelden nooit regels op. Toen ik jong was vond ik dat wel chill, want ik kon daardoor de hele dag op mijn kamer gamen. Dat voelde toen als mijn uitlaatklep. Maar als ik erop terugkijk, heeft het er wel in geresulteerd dat ik een gameverslaving ontwikkelde en op mijn twaalfde in een zware depressie terecht kwam. Dat mijn moeder zelf een KOPP is, heeft er denk ik wel voor gezorgd dat ze op tijd hulp inschakelde voor mij. Toen het later beter ging met mijn moeder en met mij, kon ik met haar goed praten over de situatie. Het was heel prettig om die band met haar op te bouwen en ik ben daar heel dankbaar voor.
Mentale gezondheid
Drie jaar geleden werd ik gediagnosticeerd met de ziekte van Crohn, dat was voor mij het omslagpunt. Ik wilde wat van mijn leven maken, sindsdien geef ik veel om mijn eigen mentale gezondheid. Sporten is nu mijn nieuwe uitlaatklep geworden. Een verslaving is misschien nooit gezond, maar door te sporten kan ik mijn hoofd leegmaken. Het helpt me om dingen van vroeger te verwerken en mijn eigen grenzen beter aan te voelen en te bewaken.
Zelfvertrouwen door grenzen
Zo heb ik een paar maanden geleden besloten dat ik mijn vader niet meer wil zien, in ieder geval voor een tijd niet. Iedere keer als ik met hem was, kostte het mij zoveel energie. Ik was uitgeput na een middag. De beslissing om mijn vader niet meer te zien was geen makkelijke, maar ik denk dat het een belangrijke stap is in mijn proces, want voor het eerst leer ik mijn grenzen aan te geven. Mijn vader vond het niet leuk om te horen, maar hij pakte het wel heel goed op. Dat geeft mij het zelfvertrouwen om door te gaan en kracht te vinden in wat voor mij belangrijke en gezonde keuzes zijn.
Rosali, 35 jaar
De weken nadat mijn moeder zelfmoord pleegde, ontfermden allemaal mensen zich over mijn vader en mij. Die aandacht en steun was fijn. Ik kreeg professionele hulp bij het verwerken van dit trauma maar er werd volledig voorbijgegaan aan de periode voor haar dood. Eigenlijk ben ik daar sinds kort pas achter; de jaren van haar ziekte hebben zich in mij genesteld en zijn nooit verwerkt.
Liegen
Weinig mensen wisten dat mijn moeder psychisch ziek was. Ik was heel close met haar, we deden veel leuke dingen en ze nam me overal mee naar toe. Maar ze ging zich steeds raarder gedragen. Achter mijn vaders rug om sprak ze stiekem af met vreemde mannen en liet me daarover liegen tegen mijn vader. Of ze liet me alleen achter in huis, dan was het wachten tot ze een keer thuiskwam. Mijn vader werkte veel in het buitenland, was weinig thuis en heel streng voor me. Pas toen mijn moeder zichzelf liet opnemen op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis werd duidelijk dat het in haar hoofd niet goed ging.
Psychiatrische afdeling
De periode dat mijn moeder daar zat, miste ik haar heel erg. Ik kon niet begrijpen waarom ze ineens niet meer thuis was. Om haar te kunnen knuffelen en vasthouden ging ik vaak op bezoek. Maar haar bezoeken was totaal niet fijn. Ik kan me de sfeer op de PAAZ-afdeling waar ze verbleef goed herinneren; die lange gang waaraan haar kamer zat en de zusters in witte pakjes die druk heen en weer liepen. Ik vond het verschrikkelijk om mijn moeder tussen de ‘gekken’ te zien, ik wilde niet dat zij ook ‘gek’ was. Zo werd er in die tijd wel over mensen met psychische problemen gesproken.
Zelfdoding
Nadat ze uit de kliniek was, ging het niet per se beter met mijn moeder. De vader van een vriendinnetje van mij was voor de trein gesprongen. Toen ik het nieuws van zijn overlijden hoorde, vloog ik mijn moeder in tranen in de armen. Ze pakte me stevig vast en beloofde me om mij nooit zoiets aan te doen. Een paar maanden later heeft zij ook een einde aan haar leven gebracht. Ze heeft een brief achtergelaten waarin ze uitlegde dat ze wolken in haar hoofd had die niet meer te behappen waren.
Pijnlijk
Ineens bleef ik alleen met mijn vader achter, daar moest ik heel erg aan wennen. We woonden in een kleine stad waar veel mensen ons kenden. Mensen wisten niet hoe ze moesten reageren op mijn moeders dood, ze werden ongemakkelijk als ze ons zagen. Het was te confronterend was om daar te blijven, dat huis had te veel pijnlijke herinneringen. We zijn vrij snel daarna verhuisd naar Parijs, waar mijn vader een winkel had. De relatie tussen mij en mijn vader veranderde; ik trok heel erg naar hem toe. Ik was heel bang om hem ook te verliezen.
Haar pad
Lang was mijn moeder mijn alles die me in de steek heeft gelaten door plotsklaps uit het leven te stappen. Pas recent besef ik me dat ze me ook met haar geheimpjes in onveiligheid heeft laten opgroeien. Ik ben wel eens bang om te worden zoals mijn moeder, mijn grootste angst is dat ik haar pad volg. Ze heeft een leegte achtergelaten, op momenten voel ik me zo onbegrepen en alleen. Al heb je honderden mensen om je heen en ontvang je alle liefde op de wereld, nóg is die eenzaamheid niet op te vullen. Het is moeilijk om te beseffen dat ik zelf de belangrijkste persoon in mijn leven ben, maar nu ik beter met mezelf wordt leer ik ook beter met anderen omgaan en toe te laten.
Anjo, 64 jaar
Om met de spanningen binnen ons gezin om te kunnen gaan, leefde ik als kind vaak in een fantasiewereld. Dan danste ik door de kamer en fantaseerde ik over ouders die er wel voor me konden zijn. Maar eigenlijk heb ik mijn hele jeugd geen kind kunnen zijn, daarvoor was er nauwelijks ruimte. De instabiliteit bij ons thuis werd veroorzaakt door mijn vader, hij was een asociale man. Nu zou je zeggen, die man heeft een narcistische persoonlijkheidsstoornis. In die tijd was er nog weinig oog voor psychiatrische problemen. Mijn vader was dominee in een klein dorp en werd uit zijn ambt gezet toen ik een half jaar oud was. Hij was niet voor rede vatbaar en zocht met iedereen ruzie. Mijn moeder moest soms de pastorie ontvluchten omdat mijn vader dreigde de gaskraan open te zetten. Hij was een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Kleineren
Ik herinner me geen fysiek geweld, maar mijn vader kleineerde mijn moeder dag in dag uit. Er was een vaste riedel: mijn moeder spoorde niet, ze was dom, ze kon niet koken. Ze was de schuld van alles wat er in zijn leven fout was gelopen. In eerste instantie ging ze tegen hem in, maar al snel pakte ze er een sigaret bij en gaf de strijd op. Je zag haar steeds kleiner worden. Het gebeurde vaak tijdens het avondeten. Dan ijsbeerde mijn vader driftig door de kamer, wat ik als kind heel bedreigend vond. Ik probeerde altijd zo snel mogelijk die ruimte uit te vluchten.
Kinderbescherming
Nadat mijn ouders gescheiden waren begon mijn vader ook lelijk te doen tegen mijn zus en mij. Één zaterdag per maand gingen we bij hem op bezoek. Na zo’n dag waren wij ontroostbaar, we beefden nog uren na. Dat heeft twee jaar geduurd, totdat de kinderbescherming erachter kwam in welke staat wij bij hem vandaan kwamen. Vanaf dat moment is het contact verbroken, mijn vader betaalde daarna geen alimentatie meer en hij trok onze spaarrekeningen leeg.
Rust
Rond mijn tiende ontwikkelde ik een eetverslaving en drie jaar later werd ik depressief. Ik heb me daarna naar omstandigheden best wel goed ontwikkeld, ik ging op kamers wonen en ben een paramedische opleiding gaan volgen waarbij aan mij werd gevraagd: hoe voel je je en wat vind je hiervan? Voor het eerst realiseerde ik me dat ik ook iemand was. Ondanks dat het beter ging, bleef ik constant stress houden en was ik angstig. Ik was zo bang om mijn vader tegen te komen dat ik altijd over mijn schouder bleef kijken. Zes weken voor mijn huwelijk kreeg ik een rouwkaart. Mijn vader had er zelf een einde aan gemaakt. Eigenlijk kreeg ik toen pas rust.
Moeder
Zelf wilde in eerste instantie geen moeder worden, omdat ik had gezien hoeveel ellende het kan geven. Maar doordat ik de trauma’s uit mijn jeugd verwerkt heb, kwam er ruimte om na te denken over een kind. Door therapie heb ik geleerd dat als je door het rouwproces van je pijn en verdriet gaat, je nare jeugdervaringen een plek kunt geven. Nu heb ik een fijne band met mijn dochter.
Lincey, 26 jaar
Soms stond mijn moeder ineens op de stoep. Ze verbleef in verschillende wooninstellingen en psychiatrische inrichtingen en mocht ons alleen op afspraak zien. Ik herinner me die momenten dat ze ineens voor de deur van mijn vaders huis stond nog heel goed. Schreeuwend zei ze tegen mijn vader: ‘dit zijn mijn kinderen, jullie pakken ze van mij af’. Ik moest dan altijd heel hard huilen, het was zo hysterisch en chaotisch. Het voelde voor mij heel dubbel, het is toch je moeder, maar ik voelde me er niet fijn bij dat ze in die staat ineens voor de deur stond.
Foute mensen
Mijn moeder heeft zoals dat heet een triple diagnose, dat is een combinatie van een verstandelijke beperking, een verslaving en psychische klachten – in haar geval schizofrenie. Als mijn broer en ik bij mijn moeder sliepen, kwamen er vaak foute mensen over de vloer en soms liet ze ons alleen thuis. Toen ik drie jaar oud was, zijn mijn broer en ik uit huis geplaatst en is mijn moeder opgenomen in een psychiatrische inrichting. Ik kan me er niet veel van herinneren, maar ik wist wel dat er iets goed fout zat.
Gewelddadig
Door mijn vader’s onregelmatige werkritme, woonden mijn broer en ik tijdelijk bij een familielid. Daar ging het ook niet bepaald goed, er was sprake van huiselijk geweld. Ik was een heel gestresst kind en plaste iedere dag uit angst in mijn broek en in bed. De gemoederen liepen daardoor nog hoger op en ik kreeg klappen. Het maakte me alleen maar banger en stiller.
Mijn vader
Ieder weekend sliepen we bij mijn vader, daar was eigenlijk alles goed. Hij had een vriendin en het was altijd gezellig, ik zag familie en we deden leuke dingen. Toen hij doorkreeg dat wij werden mishandeld, heeft hij ons uit deze situatie gehaald. Gelukkig vond hij ander werk, en konden mijn broer en ik definitief bij hem wonen. Ook daar plaste ik in het begin in bed. Ik was bang dat mijn vader me ook zou slaan, die angst zat zo diep. Maar de situatie bij mijn vader was heel goed en ik voelde me er fijn.
Verlatingsangst
Soms zag ik mijn moeder een paar maanden niet, stond ze ineens voor de deur en dan ging ze weer weg. Ik denk dat veel KOPP-KOV’ers verlatingsangst of bindingsangst ontwikkelen, omdat je steeds iemand ziet komen en gaan. Je weet niet wanneer iemand wél blijft in je leven. Ik merk bij mezelf dat ik er in mijn relaties snel bang voor ben dat iemand mij gaat verlaten of mij niet meer leuk vindt. Daar heb ik veel moeite mee en ik probeer het mezelf af te leren. Iemand kan mij nog zo vaak de bevestiging geven dat ik goed genoeg ben, maar ik moet er zelf in gaan geloven. Dat kost tijd, en die gun ik mezelf.
KOPP-groep
Het helpt om te praten met lotgenoten. Die vond ik in een KOPP-groep. Samen met de mensen die ik daarin heb ontmoet hebben we zelf iets opgericht omdat we behoefte hadden om elkaar vaker te zien. Hieruit is Stichting Kopp Op Rotterdam ontstaan. Deze groep is laagdrempelig, je kan komen wanneer je wil en samen doen we activiteiten. Ik vind het fijn om mijn verhaal te delen, om mensen te inspireren om ook hun verhaal te doen zodat ze weten dat ze niet alleen zijn.
Noaz, 23 jaar
De sfeer bij ons thuis was zo gespannen, dat ik ‘s avonds geen hap door mijn keel kreeg. Als we met het hele gezin aan tafel zaten, was de spanning om te snijden. Wanneer barst de bom? Ik probeerde met man en macht ervoor te zorgen dat het niet zou escaleren, dat er geen ruzie zou komen. Het niet leegeten van mijn bord werd vervolgens juist de aanleiding van een nieuwe ruzie. Ik dacht dat het aan mij lag, dat ik fout bezig was. Maar eigenlijk was het de spanning die door mijn ouders gecreëerd werd waardoor ik niet kon eten.
Burn out
Ik heb twee jongere broertjes, zij zijn tweeling. Met de een heb ik een hele sterke band, wij voelden ons vaak genoodzaakt om de sfeer tot bedaren te brengen tijdens conflicten binnen het gezin. Als kind voelde ik dat er iets aan de hand was met mijn ouders, maar ik kon het niet plaatsen. Toen ik op de middelbare school zat, kreeg ik door dat mijn moeder ziek was. Het ging psychisch niet goed met haar, ze had last van trauma’s en kreeg een burn out. Mijn ouders waren toen tijdelijk uit elkaar, dus ik nam de zorg van mijn moeder op me. Al snel ging ik daar aan onderdoor, ik hield mijn stage niet meer vol en ik ging niet meer naar school. Ik voelde me chronisch overprikkeld.
Dit hoort niet
Ik zocht professionele hulp, want ik voelde dat het echt niet goed met me ging. Maar ik was zeventien, dus te oud voor jeugdzorg en te jong voor de volwassenen GGZ. Het enige wat ik kon doen was wachten. In die tijd zat ik thuis, ik had geen perspectief meer en nergens energie voor, behalve voor de zorg van mijn moeder. Die sleur zorgde ervoor dat ik suïcidale gedachten kreeg. Uiteindelijk zag mijn moeder in dat het niet goed ging, en ben ik een periode opgenomen geweest. Toen mijn moeder mij naar de kliniek bracht, moest zij heel hard huilen. Uit automatisme begon ik haar te troosten. Mijn behandelaren zeiden toen: ‘dit hoort niet, zij hoort jou te troosten, niet andersom’. Dat was het eerste moment dat ik inzag dat iets wat voor mij heel normaal was, eigenlijk niet oké was.
Overleven
Inmiddels ben ik goed op weg, ik ben nog steeds in behandeling en leer steeds meer over mezelf. Het is een heel bewust proces. Tot mijn negentiende was ik vooral bezig met overleven, maar wat ik in die tijd ben verloren, ben ik nu weer aan het opbouwen. Naar de toekomst kijken, vind ik wel heel eng. Ik bekijk het met de dag, maar kan inmiddels wel zeggen dat ik steeds meer leef dan overleef.
Acceptatie
Dat ik in transitie ben, heeft een positieve uitwerking op de relatie tussen mij en mijn ouders. Ik was helemaal niet bang om het aan ze te vertellen, ze accepteren alles aan mij. Ook al is het contact met mijn moeder niet zo sterk als dat ik zou willen, is ze wel een keer mee geweest naar het ziekenhuis. Dat zorgde voor verbinding. En mijn vader heeft me geholpen toen ik mijn nieuwe paspoort aan ging vragen. Ik heb mijn eigen naam zelf bedacht en dat vonden mijn ouders ergens wel lastig om aan te wennen. Maar ik heb hun de opdracht gegeven om samen mijn tweede naam te bedenken, en dat heeft heel goed gewerkt. Ze moesten als team samenwerken. Hierdoor hebben ze ook een warmere band gekregen met mijn eerste naam.
Jaap, 72 jaar
In mijn hele jeugd heb ik maar één keer bij mij moeder op schoot gezeten. In haar ogen was geen moederliefde te zien. Dat is triest als ik erop terugkijk. Ik heb mij vaak eenzaam gevoeld. Als ik bij vriendjes thuis kwam, zag ik hoe een vader en een moeder elkaar omhelsden. Dat kende ik niet. Er was geen warmte, geen liefde van mijn moeders kant. ‘Later wordt het beter’, met die gedachte troostte ik mezelf toen ik klein was. Daardoor heb ik het denk ik ook vol kunnen houden. Een hunkering naar liefde en aandacht is mijn hele leven gebleven. Mijn leven is heel fijn, ik heb een gelukkig huwelijk en lieve kinderen, maar toch blijft de behoefte aan warmte knagen. Het lijkt wel alsof ik afhankelijk ben van bevestiging, een glimlach of een leuk woord kan mijn dag helemaal goedmaken.
Suïcidaal
Mijn moeder was zwaar depressief, alles viel haar zwaar. Ze heeft in mijn jeugd twee keer een zelfmoordpoging gedaan, maar daarover zijn mijn zus en ik jaren later pas ingelicht. Ik was vijfentwintig en met mijn vriendin een weekend op Texel toen ik werd opgebeld: ‘Jaap je moet naar huis komen, je moeder heeft een ongeluk gehad’. De politie wachtte mij op bij het station en vertelde mij op het bureau dat mijn moeder een eind aan haar leven had gemaakt. Ik vroeg mijn vader of ze een briefje had achtergelaten, maar dat was niet zo. Daar twijfel ik nog aan, want mijn vader praatte er liever niet over. Hij was een erg gesloten man. Voor mijn vader heb ik veel respect. Hij heeft zijn uiterste best gedaan om ons gezin draaiend te houden. Voor hem stond het woord trouw in steen gebeiteld.
Geduld
Natuurlijk is het niet fijn om op te groeien zoals ik, maar wat ik eraan over heb gehouden is heel waardevol. Ik heb eindeloos veel geduld ontwikkeld en ik heb snel door wanneer er iets met iemand aan de hand is. Deze kwaliteiten heb ik jarenlang in kunnen zetten als onderwijzer voor de klas. Al kon ik de problemen van kinderen niet laten verdwijnen, ik kon er wel voor ze zijn. Al wat een kind nodig heeft, is een luisterend oor.
Lotgenoten
Er ging een wereld voor me open toen ik lotgenoten ontmoette. Het bruiste in mij toen ik voor het eerst mijn verhaal deed. Ik ging bijna dansend naar huis toen ik een groep met lotgenoten gevonden had waarin ik mij thuis voelde. ‘Er zijn dus meer mensen zoals ik’. Het is zo fijn om herkenning te voelen, erkenning te krijgen en om te horen hoe anderen met hun problemen omgaan. Er zijn meer KOPP-KOV’ers die zich heel vaak eenzaam voelen. Het heeft me sterker gemaakt. Als ik er over praat, lopen de warme rillingen over mijn rug, het begrip voor elkaar is zo intens. De belangstelling naar elkaar toe is zo mooi.
Oude koeien
Zoek lotgenoten of mensen op die echt willen luisteren, want je moet je verhaal doen. Oude koeien zijn er om uit de sloot te halen, vertel je verhaal maar. Hoe vaker je het doet, hoe meer grip je krijgt op die koeien. Op een gegeven moment heb je zoveel grip, dat je kan zeggen jij blijft nu op stal en je komt er pas uit wanneer ik dat wil. Hoe vaker je iets vertelt, hoe lichter het wordt.
Sazime, 32 jaar
Aan de manier waarop de deur van het slot werd gehaald, wist ik al hoe laat het was. Het humeur van een van mijn ouders was allesbepalend. Als kind in een onveilige thuissituatie ontwikkel je daar voelsprieten voor en vang je zelfs van de kleinste dingen een signaal op. Bij ons thuis was de sfeer wisselvallig, het ging van veilig naar extreem onveilig. Vaak als er mensen over de vloer waren, leek er niks aan de hand. Maar het moment dat zij de deur uit waren, kon de sfeer omslaan. Zo werd ik thuis geslagen, dat gebeurde zo lang als ik mij kan herinneren. Met de jaren werd het erger, uiteindelijk is het zodanig geëscaleerd dat jeugdzorg, maatschappelijk werk en de politie moesten optreden.
Cultuurverschillen
Ik kon het er met andere gezinsleden niet over hebben. In ons gezin werd niet gepraat. Ik heb altijd gedacht dat het lag aan cultuurverschillen, dat het in de doofpot stoppen van emoties en gevoelige gebeurtenissen hoorde bij de Turkse cultuur waarin ik ben opgegroeid. Maar ik ben erachter gekomen dat dat deels onwaar is. Het is zo dat er ongemak heerst binnen onze cultuur over gevoeligheden maar het onveilige gevoel, de emotionele verwaarlozing en een afwezige ouder zijn universeel en gaan alle culturele achtergronden te boven.
Luisterend oor
Als ik terugkijk op mijn jeugd, heb ik een luisterend oor gemist. Eigenlijk werd ik als een volwassene behandeld, terwijl ik nog zo klein was. Vanwege de taalbarrière moest ik bij ieder gesprek met een jeugdzorgmedewerker, maatschappelijk werker of politieagent tolken. Ik was heel mondig en kon goed uitleggen wat er werd bedoeld, ik denk dat mensen daardoor aannamen dat het met mij wel goed ging. Maar ik zat in groep 7. Er was niemand die tegen mij zei: ‘je bent een kind en jij hoort dit niet op je te nemen’. Ik werd in die positie gebracht en er was niemand die mij hielp. Nu weet ik dat het een hele erge belasting is geweest, toen wist ik het niet. Eigenlijk werd ik geleefd.
Verliezen in verantwoordelijkheid
Mijn jeugd heeft effect op mijn leven vandaag de dag, op een gegeven moment merkte ik dat ik blokkeerde. Het zit in mij om anderen te verzorgen, om me verantwoordelijk te voelen over de mensen om mij heen en ik kan me daarin flink verliezen. Toen mijn man en ik uitspraken dat wij een kinderwens hebben, besloot ik om hulp in te schakelen. Ik wil ervoor waken dat ik de patronen die mij zijn aangeleerd in mijn jeugd, overbreng op mijn toekomstige kind.
Aandacht voor het kind
Ik denk dat maar heel weinig mensen weten dat KOPP-KOV bestaan. Ik denk dat er vaak meer aandacht is voor de ouder met de problematiek, dan voor de kinderen die ermee opgroeien. Zelfs in de hulpverlening is daar te weinig aandacht voor en kennis over. En als je de wereld wil veranderen, begin dan vooral bij jezelf. Zo ben ik ook in het veld gestapt om als (ambulant) begeleider binnen de GGZ een steentje bij te dragen.
Michael, 60 jaar
Het was mijn taak thuis om mijn moeder op te vrolijken en mijn vader tot bedaren te brengen. Je wist nooit wanneer één van hen zou exploderen, dus was ik altijd op mijn hoede. Door mijn jeugd ben ik geprogrammeerd om naar de gevoelswereld van anderen te kijken, voordat ik naar mijn eigen behoeften luister.
Seksverslaving
Mijn ouders kregen mij toen zij heel jong waren. Ze zijn beiden geboren in de oorlog en hebben hun geboortestreek in het oosten van het toenmalige Duitse Rijk moeten ontvluchten. Met de trauma’s van de oorlog op zak, probeerden ze een normaal gezin te zijn. Maar mijn vader raakte al snel verslaafd. Hij dronk, nam slaappillen en was verslaafd aan seks. In de jaren ‘70 was er weinig bekend over seksverslavingen. In die tijd was je gewoon een ‘Don Juan’ of een ‘Casanova’ als je een hoog libido had. Als muzikant had hij een onregelmatig werkritme, hierdoor zag ik hem overdag wel eens dronken of lam van de slaappillen.
Woest
Mijn ouders hadden vaak ruzie, ik herinner me geschreeuw en borden die tegen de muren werden gesmeten. Na de scheiding van mijn ouders woonde ik bij mijn moeder. Bij haar was ik al gauw verantwoordelijk voor het huishouden, deed de boodschappen en beheerde de huishoudpot. Zo was ik voor mijn moeder een soort rots in de branding. Buiten de rechterlijke bezoekregeling van twee keer per maand mocht ik van haar niet naar mijn vader. Maar hij woonde dichtbij, dus ging ik vaak stiekem langs. Als mijn moeder daar achter kwam, werd zij woest. Dan schreeuwde ze tegen me en sloeg ze me in m’n gezicht.
Manisch
Tijdens mijn studententijd werd mijn moeder voor het eerst opgenomen in een gesloten inrichting. Achteraf gezien toonde ze al veel eerder tekenen van manische depressiviteit. Regelmatig zocht ik haar op in de inrichting. Daar heb ik gezien hoe dun de lijn kan zijn tussen wat in de maatschappij wordt geaccepteerd als ‘normaal gedrag’ en wat wordt bestempeld als geestelijk niet gezond.
Mijn held
Ik hou heel veel van mijn ouders. Vroeger praatte ik hun gedrag goed en probeerde ik zo alles glad te strijken. Nog steeds wil ik een goede zoon zijn voor mijn moeder, die nu in een verzorgingstehuis woont. Mijn vader is inmiddels overleden, hij was mijn held. Naast zijn ingewikkelde eigenschappen was hij ook uitermate charmant. Hij was altijd bezig met andere mensen op hun gemak te stellen en zich welkom te laten voelen, dat vond ik zo mooi.
Dromen
Ik ben nu zestig, maar ben nooit gestopt met dromen. Sinds kort heb ik een eigen praktijk. Ik gaf al muzieklessen en workshops, die combineer ik nu met coaching. Door het stellen van open vragen begeleid ik mensen met een vergelijkbare achtergrond als die van mij; ik weet hoe fijn het is wanneer er iemand begripvol naar je luistert. Door mijn jeugd kan ik als coach zeer intuïtief werken. Het doet me goed om mensen te kunnen helpen. Op deze manier zijn mijn strubbelingen voor iets goeds geweest en kan ik mijn ervaring inzetten voor anderen.
Anne, 42 jaar
Mijn leven is een grote verwarring geweest. Ik groeide op in de veronderstelling dat mijn moeder ongeneeslijk ziek was en zou overlijden. Pas toen ik zelf volwassen werd, begreep ik dat mijn moeder vooral psychisch ziek was. Bij ons thuis draaide alles om de ziektes van mijn moeder. Ik voelde me als oudste kind erg verantwoordelijk en nam het huishouden op me. Mijn moeder had goede en slechte periodes. Als het slecht ging met haar, nam ik als vanzelf de ouderrol over. Dan zorgde ik voor mijn jongere zusje en twee broertjes. Als het beter met haar ging, mocht ik me niet met de opvoeding bemoeien. Mijn leven stond ik het teken van wat mijn moeder vond en nodig had. Het was nauwelijks mogelijk een eigen identiteit te ontwikkelen.
Dikke muren
Toen ik dertien was gingen mijn ouders uit elkaar. De kinderbescherming raakte betrokken en wij werden als kinderen onder toezicht geplaatst. Mijn moeder werd diverse keren opgenomen in psychiatrische inrichtingen en ook ik kreeg therapie. Maar ik zat zo vast in het web van mijn moeders leugens, dat ik haar altijd bleef verdedigen. Mijn loyaliteit naar haar was ongezond groot. Toen ik negentien was ontwikkelde ik zelf psychische problemen en heb ik me laten opnemen. Ik was gestrest en in de war, en wist totaal niet wie ik zelf was. De dikke muren die ik om mij heen had gebouwd, maakten dat niemand dichtbij kon komen.
Syndroom van Münchhausen.
Ieder jaar vertelde mijn moeder dat er opnieuw wat ernstigs met haar aan de hand was, zoals een hersentumor, of kanker of een bloedprop. Er was altijd zoveel en uiteenlopend dat het voor mij niet logisch meer was. Ik ben zelf onderzoek gaan doen en vragen gaan stellen aan therapeuten. Ik zocht naar een verklaring voor haar ziek-zijn en vond die uiteindelijk in het Syndroom van Münchhausen. Ik vermoedde al jaren dat er dingen niet klopten, maar ik kon niet geloven dat mijn moeder al die tijd tegen me loog. Ze verzon de ene na de andere ziekte en loog artsen voor over klachten die niet bestonden om zo zorg en aandacht te krijgen. Haar gedrag komt natuurlijk ook ergens vandaan, maar ze heeft hierdoor wel een spoor van vernieling achtergelaten.
Grenzen
Het contact met mijn moeder heb ik jaren geleden verbroken. Ik kon geen contact houden met iemand die ik niet vertrouwen kan. Na heel wat therapie heb ik geleerd hoe ik grenzen aan moet geven. Als iemand jarenlang over je grenzen heen gaat is het heel moeilijk om in je volwassen leven wel aan te geven waar je grens ligt. Ik heb geleerd om mijn eigen keuzes te maken en ontdekte dat kwetsbaarheid me verder bracht dan ik ooit had gedacht.
Moederrol
Zelf moeder worden vond ik een hele kluif. Ik zat totaal niet op een roze wolk toen mijn baby geboren werd. Bij iedereen om mij heen leek alles vanzelf te gaan, maar ik voelde geen echte verbinding met mijn kind. Het missen van ouders om hulp aan te vragen, maar vooral ook het missen van een veilige basis en een goed voorbeeld, maakten dat ik me geen raad wist. Uiteindelijk durfde ik er met mijn man over te praten, ik sprak eerlijk uit dat ik het niet alleen redde. Door die openheid kon ik mijn tijd nemen om in mijn moederrol te groeien. Ik realiseerde me dat ik mijn opgelopen trauma’s onbewust over bracht op mijn kinderen. Die confrontatie gaf mij de kracht om deze cirkel van trauma’s te willen doorbreken. Natuurlijk gaat niet alles vanzelf, maar we hebben wel een heel mooi gezin met zijn vieren.
Niel 49 jaar
Een van mijn overlevingspatronen is dat ik vaak over alert ben, dan hou ik alles en iedereen in de gaten. Ik kon dat lang niet uitzetten, omdat ik mij er niet bewust van was en dat maakte me moe en snel overprikkeld. Hoe meer ik erover leer, hoe meer ik snap dat ik zo ben geworden door de onveilige hechting die ik heb gehad in mijn jeugd. Ik weet nu hoe belangrijk de eerste levensjaren van een kind zijn en welke invloed dit kan hebben op de verdere ontwikkeling in je leven.
Een van mijn overlevingspatronen is dat ik vaak over alert ben, dan hou ik alles en iedereen in de gaten. Ik kon dat lang niet uitzetten, omdat ik mij er niet bewust van was en dat maakte me moe en snel overprikkeld. Hoe meer ik erover leer, hoe meer ik snap dat ik zo ben geworden door de onveilige hechting die ik heb gehad in mijn jeugd. Ik weet nu hoe belangrijk de eerste levensjaren van een kind zijn en welke invloed dit kan hebben op de verdere ontwikkeling in je leven.
Anders
Ik kom uit een gezin van zes, ik ben de jongste van vier broers. Mijn broers en ik speelden veel op straat, daar vielen we op: waar we opgroeiden woonden niet veel mensen van kleur. Dat maakte ons uniek, maar het maakte ook dat we ons soms anders voelden. Mijn vader is joods en mijn moeder komt uit Suriname en is Creools-Indiaas. Mijn ouders waren vaak emotioneel en fysiek afwezig. Hij werkte, was ondernemer en veel van huis, zij verzorgde het huishouden. Dat heeft mijn moeder ondanks haar ziekte altijd volgehouden, daarvoor heb ik ontzettend veel respect. Hoeveel episodes ze die dag ook had, het eten stond altijd klaar. En lékker dat het was, aan mijn moeders kookkunsten heb ik dan ook de warmste herinneringen.
Paniek
Mijn moeder had sociale angsten en paniekaanvallen, dat ging gepaard met depressiviteit. Ze had zichzelf vaak niet meer in de hand. De eerste bewuste herinnering die ik kan terughalen is dat ze een keer een aanval kreeg toen we met z’n tweeën in een winkel waren. Ze raakte zo in paniek dat het winkelpersoneel ons naar een kamer achterin de winkel bracht. Op dat moment was ik net zes jaar oud en veel te jong om echt te begrijpen wat er gebeurde, maar het was voor het eerst dat ik me realiseerde: mijn moeder is niet oké. Mijn broers hebben me wel verteld dat er heel veel is gebeurd, dat ze ook een paar keer opgenomen is geweest en dat wij dan bij familieleden in de buurt werden ondergebracht. Ik heb deze heftige gebeurtenissen in mijn kindertijd lang weggestopt, omdat het te pijnlijk was.
Redder
Naarmate ik ouder werd kreeg ik steeds meer door hoe ziek mijn moeder was. ‘s Middags als ik thuiskwam van school waren vaak alle gordijnen dicht, omdat ze het daglicht niet kon verdragen wanneer ze een aanval had. Als ik bij haar in de kamer kwam om te checken of alles goed ging, had ze last van paniek- en hyperventilatie aanvallen. Dan probeerde ik haar rustig te krijgen. Het was verdrietig om te zien, ze was letterlijk aan het overleven. Ik heb altijd het gevoel gehouden dat ik voor mijn moeder moest zorgen, wat erin heeft geresulteerd dat ik een overgevoeligheid heb ontwikkeld. Ik voel mij van jongs af aan een redder, dat heb ik nooit losgelaten.
Regie
Toen mijn broer een aantal jaar geleden overleed, kwam ik in een persoonlijke crisis. Na zijn dood besefte ik me dat ik nergens de regie over heb, behalve over mezelf. Ik zat met zoveel vragen. Wie ben ik en welke invloed heeft het opgroeien in een familie met ziekte en psychische problemen op mij gehad? Hoe heeft dit mij gevormd tot wie ik nu ben? Door een 4-jarige intensieve opleiding ben ik veel meer in contact gekomen met mijn lichaam en kan ik mijn emoties nog beter reguleren en weet ik waar bepaalde gevoelens vandaan komen. Ik voel meer verbinding met mezelf en mijn eigen behoeften. Waarschijnlijk zal ik altijd veel verantwoordelijkheid blijven voelen, maar ik weet dat ik op de goede weg ben.
Sevilay, 38 jaar
Toen ik gevraagd werd voor de fotografie van dit project, voelde ik dat het tijd was om ook mijn eigen verhaal te doen. Een veilige jeugd met liefdevolle, trotse ouders heb ik namelijk niet gehad.
Onveilig
Mijn vader was een rokkenjager, die mijn moeder al tijdens de zwangerschap verliet. Mijn moeder kampte met psychische problemen en was heel snel ontvlambaar. Als ik een minuut te laat thuiskwam kreeg ik al op m’n lazer. Ze maande mij continu tot stilte waardoor ik introvert werd en niets meer durfde te zeggen. Later kwam, vanwege hartproblemen, mijn oma bij ons wonen. Ze werd door de medicatie een kasplant, Ik kon moeilijk contact met haar krijgen. Ze zat altijd op de bank voor zich uit te staren en te roken. Thuis voelde ik me heel onveilig door een constante spanning tussen de drie generaties.
Ruziënde ouders
Tot mijn dertiende heb ik mijn vader maar een paar keer gezien. Dat was meestal als hij ‘s nachts dronken aanbelde om geld te vragen aan mijn moeder omdat hij alles had vergokt. Dan zat ik bovenaan de trap te luisteren naar mijn ruziënde ouders. Een keer hoorde ik mijn moeder gillen. Toen ik ging kijken had mijn vader een hele hap haar van haar in zijn hand en zei: ‘kijk eens, zo gek drijft je moeder me’.
Contact verbroken
Als kind kon ik heel goed zwemmen, ik trainde dertig uur in de week. Dat vond ik heerlijk, zo kon ik thuis ontvluchten en was ik met mensen die mij wel zagen. Op m’n dertiende werd ik Nederlands jeugdkampioen in synchroonzwemmen. Ik kwam in de krant en hoopte dat mijn vader het zou zien, maar dat gebeurde niet. Mijn vader is, nog steeds, een onverantwoordelijke man die niet nadenkt over zijn daden en de gevolgen ervan. Hij heeft negen kinderen van zes verschillende vrouwen. Alle gezinnen die hij startte, heeft hij beschadigd achtergelaten. Ik heb het contact met hem verbroken. Hij heeft nog één keer contact gezocht om zijn gokschulden door mij te laten betalen en is daarna het land uit gevlucht. Ik heb lang geprobeerd positief over hem te blijven, inmiddels weet ik dat hij geen goed persoon is.
Therapie
Rond mijn twintigste ben ik bij mijn moeder weggegaan. Ik realiseerde me dat ze niet de capaciteiten had om mij emotioneel bij te staan of op te voeden. Daarna heb ik haar nog maar een paar keer gezien. De lange effecten van mijn KOPP-KOV achtergrond dienden zich daarna aan. Ik heb heel lang, veel verdriet gehad. Dat mijn vader mij nooit heeft zien staan, is iets wat me nog steeds beïnvloed. Soms heb ik last van dissociatie en raak ik stukken kwijt van gesprekken waarin ik me niet veilig voel of ik word ineens heel boos, om iets wat die boosheid helemaal niet verdient. Tijdens Corona realiseerde ik me dat ik het gedrag van mijn moeder hierin herkende. Ik dacht, dit wil ik niet. Toen ben ik in therapie gegaan.
TrotsHet is belabberd dat ik zulke prutsers als ouders heb gehad. Met positieve jaloezie zie ik mensen die wel een goede band met hun ouders hebben. Dat had ik mezelf ook gegund. Maar ik ben omringd door veel speciale mensen die telkens weer voor mij kiezen en ik ook voor hen. En ik ben trots op het leven dat ik voor mezelf heb opgebouwd, hoe ik me ook heb ontwikkeld tot succesvol fotograaf. Wat mijn streven is zijn waardevolle vriendschappen opbouwen en anders met het leven omgaan dan mijn ouders, hierdoor wil ik de cirkel doorbreken en elke dag opnieuw beginnen met een warme en sterke basis.